Rosmalen door P.Testas 1815

© 2010-2021 VanHeumen.info

Logo VanHeumen.info

De hier gepubliceerde Etat de Population (EdP)–letterlijk: staat der bevolking- van november 1810  en het Registre Civique (RC) van juni/juli  1811, moeten we plaatsen tegen de achtergrond van de toenmalige politieke en bestuurlijke constellatie.  In 1810 werd  Nederland onderdeel van het keizerrijk Frankrijk, het bestuurlijk en administratief apparaat werd op Franse leest geschoeid, de Franse taal -tot dan toe al de taal van de intellectuele elite-  werd nu ook de taal waarin ambtelijke documenten werden opgesteld. De Burgerlijke Stand werd door Napoleon ingevoerd (1811), de grondslag voor het latere Kadaster (1832) werd gelegd en ook de militaire dienstplicht werd doorgevoerd.  Héél véél Hollandse jongens zouden in enkele jaren tijd voor Napoleon hun bloed vergieten op slagvelden in Rusland, Duitsland, Spanje en Italië.  De oorlogvoering drong  in elke sector van het maatschappelijk leven diep in. Het spreekt voor zich dat dit ook in ambtelijke documenten zichtbaar wordt.  Bij een groot deel van tellingen, registraties of enquêtes in de Franse tijd is er een militair aspect te onderkennen. En er waren veel van dergelijke systematische verzamelingen van informatie in die bewogen tijd, want als er iets nieuw was aan de  toenmalige (Napoleontische) overheid dan was het wel zijn zucht om op allerlei terrein overzicht te krijgen. Nationale staatsvorming en landelijke beleidsprocessen vereisten dergelijke informatie.   Enkele honderden tellingen zouden op initiatief van de nationale overheid tot stand komen, en de Etat de Population  was er daar één van.

Maar er was al heel wat voorafgegaan aan het moment dat in maart 1810 het gebied ten zuiden van de rivieren bij Frankrijk werd ingelijfd. We kunnen zonder meer zeggen dat de Bataafs-Franse tijd een tijd van revolutionaire verandering was.  De Republiek van het Ancien Régime,  die samenwerkingsvorm van zeven Provinciën, die elk vergaande bevoegdheden hadden op gebied van wetgeving en bestuur, zou tussen 1793 en 1814 in rap tempo  door verschillende staatkundige constellaties worden opgevolgd. In 1806 ontstond het koninkrijk Holland.  Lodewijk Napoleon, die in oktober 1806 koning van Holland was geworden, werd echter na enkele jaren al door zijn broer de keizer, die hem op de troon had gezet, terzijde geschoven. Toen Lodewijk niet de knecht wilde zijn, die Napoleon voor ogen had –de blokkade met Engeland werd het breekpunt- besloot de laatste Nederland onderdeel te maken van het keizerrijk Frankrijk.  In twee fasen, respectievelijk  in maart en in juli 1810, werd ons land ingelijfd.

De afstand van o.a. de Hollandse departementen Brabant en Zeeland vond plaats bij traktaat van 16 maart 1810. Ruim een maand later, bij Keizerlijk Besluit van 24 april 1810, werd het gebied verdeeld over drie departementen. Brabant ten oosten van de Donge zou het departement van de Monden van de Rijn vormen, officieel in documenten uit die tijd zelf genoemd: Departement des Bouches du Rhin.  Als in mei 1810 de indeling in arrondissementen, kantons en communes (gemeenten) tot stand komt, gaat de Commune de Rosmalen tot het kanton Oss behoren, dat op zijn beurt deel uitmaakt van het arrondissement ’s-Hertogenbosch.  In laatstgenoemde plaats zetelde ook de prefect  van het departement, die de administratieve touwtjes in handen had en zijn orders ontving uit Parijs. Totdat in 1814 de Fransen het veld zouden ruimen, was de prefect Baron Nicolas Frémin de Beaumont. De onder-prefecten waren de verbindende schakels tussen maires (burgemeesters) en prefect, maar in het arrondissement ’s-Hertogenbosch communiceerden de maires rechtstreeks met de prefect.

VOLKSTELLING VAN 1810

Volkstelling 1810

Volkstellingsregister 1810

Volkstellingsregister 1810 suppl.

Registre civique Rosmalen 1811

Woordenlijst EdP RC 1810 1811

Woordenlijst Frans-Nederlands

Huis ‘Hoff van Hollant’ in de Kerkenhoek in 1810, waar notaris Nicolaas Esser Meerman woonde.  (Universiteit van Tilburg, Brabant-Collectie) Titelblad Etat de Population Eerste bladzijde Registre Civique

Etat de Population (november 1810)

De grondslag voor hier besproken Etat de Population wordt gevormd door een circulaire van Frémin de Beaumont van 20 oktober 1810. In deze circulaire verordonneert hij dat er in elke gemeente een register voorhanden moet zijn van de ingezetenen en hij motiveert dit als volgt:

- Om daarmee vragen aan de hoge autoriteiten te kunnen beantwoorden

- Als hulpmiddel voor administratieve doeleinden.

De maires krijgen voorbedrukte bladen met verschillende kolommen, waarop ze de volgende gegevens moeten invullen: de namen, voornamen, geboortedatum, de kunne en staat (jongen, meisje, getrouwde man of vrouw, weduwe of weduwnaar), de godsdienst, het aantal kinderen (door de vader of moeder op te geven, maar de betreffende kinderen moeten ook afzonderlijk worden opgeschreven) en het beroep. In het veld ‘opmerkingen’ moet de maire een ‘beknopt denkbeeld’  geven van de middelen van bestaan van de betreffende persoon.  Er lijkt mij wat die denkbeelden betreft van een zekere, in het gangbare maatschappelijk verkeer geijkte typering sprake te zijn.  De opmerking ‘sans fortune’  bijv. wordt  overwegend bij gegageerde militairen gebruikt. Het  militaire aspect ontbreekt ook  in een ander opzicht niet :  de staten hebben tevens een kolom waarop de in dienst zijnde militairen moeten worden genoteerd, die in de gemeente zijn geboren onverschillig of zij er daadwerkelijk woonachtig zijn.

Zoals hierboven al vermeld was het Frans de officiële taal van de ambtenarij. Ook voor de EdP werd gesteld dat,  “zoo veel de omstandigheden het toelaten”,  het Frans gebruikt moest worden. Dit betekent o.a. dat ook de beroepsaanduidingen in het Frans gesteld waren. Soms kan dat leiden tot onduidelijkheid. In de  EdP komt vaak het woord ‘laboureur’ voor: is dat een aanduiding voor arbeider of  akkerbouwer? In combinatie met het ‘Registre Civique’  dat hieronder ter sprake komt, is in het geval van Rosmalen wel duidelijk dat ‘laboureur’ vertaald moet worden als akkerbouwer. Voor degenen die het Frans niet machtig zijn,  heb ik een woordenlijst Frans-Nederlands samengesteld,  voor zover het beroepen voorkomende in de EdP en RC  betreft.

Het eerste  exemplaar van de staat blijft bij de gemeente  en één exemplaar moet naar de prefect worden gestuurd. In het departementsarchief (gedeeltelijk berustend  in het Brabants Historisch Informatie Centrum te ’s-Hertogenbosch en gedeeltelijk in de  Archives Nationales te Parijs)  zijn deze tweede exemplaren niet bewaard gebleven. Het exemplaar van de gemeente Rosmalen  is nog steeds aanwezig in het gemeente-archief (inventarisnummer 908), dat bewaard wordt in het Stadsarchief ’s-Hertogenbosch.

Hoe de telling moet worden georganiseerd schrijft de circulaire ook voor. Voor wat betreft Rosmalen, als behorende tot het platteland, geldt dat leden van de municipaliteit – ze worden verderop in de circulaire aangeduid als Heeren Commissarissen-  de huizen langs moeten gaan. De leden krijgen een bepaalde wijk of kwartier – in Rosmalen vroeger wel als ‘rotten’ aangeduid- toebedeeld, waar ze op tableaus  met dezelfde kolommen als in de genoemde voorbedrukte bladen, gegevens over naam, voornamen, ouderdom, staat, beroep en middelen van bestaan moeten noteren. Omdat er vanaf half september 1810 geen resolutieboek van de municipaliteit meer voorhanden is, weten we de namen van die Commissarissen en de rotten die ze toebedeeld kregen, niet meer. Hun  kladtellingen zijn ook niet bewaard gebleven. De borgemeestersrekening van 1810 (met bijlagen) in het oud-dorpsarchief van Rosmalen tenslotte,  bevat geen financiële uitgaven inzake de EdP.

Ik heb gereconstrueerd wíe  volgens het EdP wáár woonden.  Meestal is het mij gelukt om vast te stellen wat de kadastrale aanduiding (volgens de Oorspronkelijk aanwijzende tafel van 1832) was van het  huis waar het gezin in november 1810  woonde.   Het was daardoor mogelijk in grote lijnen de looproute van de tellers te achterhalen.  Deze was als volgt:

Heeseind-Kruisstraat-Nieuwe Erven-Kruisstraat Nieuwe Erven-Vliertwijksestraat-Kruisstraat-Sparrenburg-Bruggen-Sprokkelbosch-Kerkenhoek-De Bergen-Heinis-Tweeberg-Vliert-Molenhoek-Varkenshoek-Hintham-Vliert-Kloosterhoek-Maliskamp.  

Het bleek mij dat de looproute (de huizen die werden aangedaan) voor het overgrote deel  identiek was aan de huizenlijst van 1801, met slechts op enkele plaatsen een afwijking, bijv. aan de Hinthamse dijk.  Is die laatstgenoemde lijst daarom als uitgangspunt gebruikt?

Het titelblad van de Rosmalense EdP vermeldt als datum van samenstelling november 1810. Aan de hand van de bevolkingsstaat zelf en na vergelijking met de retro-acta van de B.S. heb ik kunnen vaststellen dat de EdP waarschijnlijk ná 22 november, maar zeker vóór 29 november 1810 moet zijn samengesteld. Volgens de genoemde circulaire moest de staat vóór 25 november naar de prefect worden gestuurd. In steden, waar de bevolkingsopname een omvangrijke organisatie vereiste, zal in de meeste gevallen in verband met de korte voorbereidingstijd  die termijn niet gehaald zijn. Maar zelfs in de plattelandsgemeente Rosmalen is dat niet gelukt. Er wordt namelijk in de EdP een kind vermeld, dat 8 dagen oud is (EdP 908).  Aangezien dit kind op 19 november katholiek gedoopt is, heeft de betreffende Commissaris het huisgezin dus op 26 of 27 november bezocht. De maand november 1810 op het titelblad,  als zijnde de maand waarin de bevolkingsstaat is opgemaakt, is zeker correct. De EdP bevat verder nog aantekeningen van latere datum, bijv.  de opmerking bij sommige personen dat deze overleden zijn  (“mort” of “morte”); door vergelijking met de begraafregisters en overlijdensregisters van de B.S.  kon worden achterhaald dat deze opmerking  genoteerd werd  in de periode  november 1810 tot (minstens) september 1813. Daarna verslapt de ijver van de administratie, maar  we zijn dan ook in de nadagen van het Napoleontisch bewind aanbeland . Daarnaast treffen we nog enkele malen  notities van andere aard aan: ondersteuning door het Bureau van Weldadigheid (een Franse armenzorginstelling) , van huwelijk, vertrek naar een andere gemeente of het leger (als conscrit).

Min of meer verdwaald in deze staat lijken de vermeldingen van personen die zich in de gemeente vestigden  in mei 1815 (tussen EdP 64 en 65), mei 1816 (tussen EdP 1229 en 1230) en 1817 (tussen EdP 1031 en 1032).

De circulaire noemt al het  “supplement “ (al wordt dit woord niet letterlijk gebruikt) om veranderingen in geboorte, sterfte en verhuizingen te kunnen aantekenen. De staat van ingezetenen kon daarmee de komende jaren up-to-date worden gehouden. Een dergelijk supplement voor 1811 (echter slechts bijgehouden tot half juli van dat jaar) is bewaard gebleven in het gemeentearchief 1811-1932 (inventarisnummer 952). In de inventaris wordt het omschreven als ‘kladregister van volkstelling 1811’.  Bij het overgrote deel van de geborenen vermeld in dit supplement is door middel van een ‘a’ – of ‘b’-nummer een verwijzing gemaakt naar de plaats (volgens numeriek nummer)  in het betreffende gezin  in de EdP.  De toevoeging van ‘a’ en ‘b’ aan het  resp. nummer van numerieke volgorde in de EdP, dateert dus van 1811. Binnengekomen personen of binnen de gemeente verhuisde personen die in de plaats komen van inwoners die zijn vertrokken of eveneens verhuisd binnen de gemeente, krijgen de volgnummers van de laatstgenoemde, oorspronkelijk in de EdP opgenomen  ingezetenen.

In hoeverre zijn de vermelde geboortedata in deze staat der bevolking betrouwbaar? Ik heb een steekproef gedaan door van 30 willekeurige personen in de EdP zijn of haar geboortedatum te vergelijken met de doopdatum in het betreffende katholieke of gereformeerde doopboek van de geboorteplaats. Deze steekproef is weliswaar niet representatief, maar toch ook niet speculatief. Bij 23 personen oftewel 77% ligt de opgegeven geboortedatum binnen een jaar vóór of een jaar ná hun doopdatum.  Bij slechts drie personen stemt de geboortedatum overeen met de doopdatum, bij nog eens drie is de geboortedatum de dag vóór de doopdatum (wat m.n. bij katholieken zou kunnen kloppen).


Registre Civique (1811) 1

In het archief van de gemeente Rosmalen 1811-1932 berust onder inventarisnummer 909 een zogenaamd ‘Registre Civique’. Anders dan de in 1996 in druk uitgegeven inventaris van Jan Mikkers vermeld,  dateert deze lijst niet uit 1814 en omvat ze méér dan alleen gezinshoofden. In het RC  zijn namelijk álle mannelijke ingezetenen van 21 jaar en ouder van de Commune de Rosmalen genoteerd. En zoals hieronder wordt toegelicht, dateert de lijst uit 1811.

Volgens  de  Code Civil of Code Napoleon mochten de mannelijke burgers van 21 jaar en ouder, mits zij staatsburger waren, de leden van de municipaliteit (wij zouden tegenwoordig zeggen:gemeenteraad) van de ‘mairie’ waar zij woonachtig waren, kiezen. Voorwaarde was wel dat men  niet in vreemde krijgsdienst was geweest of veroordeeld was voor zware misdrijven en daardoor het staatsburgerschap was ontnomen. Ten behoeve van dit kiesrecht werden deze ingezetenen geregistreerd.

Om uitvoering te geven aan de Code Civil schreef op 12 april 1811 de Intendant van Binnenlandsche Zaken de prefecten van de departementen aan. De prefecten van de departementen lieten vervolgens een schrijven uitgaan aan elke maire (burgemeester) om een lijst aan te leggen van alle mannen van 21 jaar en ouder.

De Rosmalense lijst bevat in numerieke volgorde en in enigszins ‘eigenzinnig’ Frans de naam en voornamen, beroep en woonplaats van de burgers. In een tweetal gevallen is voorts onder een kolom  ‘Mutations’ de overlijdensdatum van de betreffende persoon  genoteerd (bij RC 224: 28-07-1811 en bij RC 142: 12-08-1811).  

De maire van Rosmalen, Guillaume Siepkens, heeft dit RC samengesteld op basis van de Etat du Population  van november 1810. Niet alleen zijn de namen, beroepen  en geboortedata letterlijk uit  de EdP overgenomen,  ook  blijkt dit  door een foutieve vermelding bij twee personen  van hun geboortedatum. In beide gevallen heeft Siepkens abusievelijk  de geboortedatum van de persoon die in de EdP erboven staat, overgenomen (bij RC 124 cfr EdP 608 en 609, en RC 164 cfr EdP 787 en 788). In de EdP is met een potloodkruisje bij de naam aangetekend dat de betreffende persoon in het RC is opgenomen. De overname van gegevens is niet altijd letterlijk gebeurd. Zo wordt  bijv.  voor aanduiding van het beroep van herbergier in plaats van het woord ‘aubergiste’ in de EdP  in het RC het woord ‘cabaretier’ gebruikt, de voornaam ‘Stephane’ wordt ‘Etienne’  en ‘Herman’ verandert in ‘Armand’. Ook oefenen twee burgers volgens het RC een ander beroep uit dan in de EdP wordt vermeld: Jean Koolen (RC 172 cfr EdP 843) is dagloner maar was in november 1810 kooiker en Leonard van der Heijden (RC  187 cfr EdP 908) , dagloner volgens het RC, was het jaar daarvoor metselaar.  

Op basis van vergelijking van de EdP met het RC en de overlijdensregisters van de Burgerlijke Stand valt af te leiden dat het kiesregister  is opgesteld ná 14 juni 1811, maar vóór 26 juli 1811. Lang niet alle mannelijke burgers van 21 jaar en ouder die in de EdP zijn opgenomen, treffen we aan in het RC.  Als we nagaan wie op het RC terecht is gekomen, blijkt dat de maire sociaal-economische criteria heeft gehanteerd om te beoordelen wie voor het kiesrecht in aanmerking kwam.  Het dienstpersoneel  in de EdP –merendeels meiden en knechten inwonende op de boerderij-  is niet overgenomen, los van het feit of ze wel of niet in Rosmalen geboren waren.  De EdP vermeldt voorts  onder de kolom Observations (=Opmerkingen) bij een aantal personen ‘sans subsistance’, waarmee wordt bedoeld dat de betreffende persoon in armoede leeft of in gebrekkige omstandigheden verkeert. Een groot deel van deze groep betreft weduwen en de rest zijn dagloners  (journaliers). Deze arme dagloners behoorden voornamelijk tot het zogenaamde ‘heivolk’.  Met uitzondering van twee personen (Antoine van Berne, RC 59 cfr EdP 250 en Antoine Westerlaken, RC 151 cfr EdP 739 ) is niemand van de mannelijke dagloners van 21 jaar en ouder uit deze groep in het RC terechtgekomen. Degenen die op de bedeling waren aangewezen, kwamen dus  niet in aanmerking voor het kiesrecht.  Martin Meesters ,  in de EdP (nr 722) betiteld als ‘sergeant de  village’, maar  overigens ‘saus autre subsistance’ (=zonder ander bestaan),  behoort ook niet tot de uitverkorenen die de leden van de municipaliteit konden kiezen.    Hij was de toenmalige  vorster  in Rosmalen, een van de lagere beambten in het dorp,  tegelijk veldwachter en gerechtsbode.  Ook een aantal dagloners met de opmerking ‘sans moyen’  (= geen middelen van bestaan) was niet kiesgerechtigd.   Daarentegen zijn alle mannelijke landbouwers  (het woord ‘laboureur’ in de EdP moet  wel als ‘landbouwer’ vertaald worden) van 21 jaar en ouder uit de EdP wél in het RC overgenomen. Hierop zijn slechts twee uitzonderingen. De eerste  is  Antoine van Lokven (EP ), die samen met zijn oudere broer Jean , eveneens genoteerd als ‘laboureur’,  en zijn zus Adrienne een afzonderlijk huishouden voert op een boerderij op het Heeseind (EdP 75-77).   Broer Jean is wel op het RC te vinden (RC 12).   De tweede uitzondering betreft eveneens een huishouden van twee broers en een zus. Het gaat om Jean van Bakel Sr en Jean van Bakel Jr  die met zus Marie (EdP 1100, 1101a en 1102)  onder één dak aan de Hinthamse dijk woonden. Alleen Jean van Bakel Sr komt in het RC voor (RC 227).  Ook de ambachtslieden zijn overgenomen uit de EdP, met uitzondering van een drietal:  smid Martin Meulenreek (EdP 9a, zijn juiste naam is: Bernardus van de Meulenreek)  en metselaar  Antoine Frensen (EdP 34) op het Heeseind en kleermaker Gerard van Loosbroek (EdP 500) in de  Kattenbosch.   De redenen  hiervoor zijn mij onbekend, wellicht kan nader onderzoek naar deze personen iets aan het licht brengen omtrent hun verleden.  Mogelijk zijn personen vanwege hun  fysieke en/of psychische  gezondheidstoestand  ook niet op het  RC geplaatst.  Bij voorbeeld in het geval van rentenier Pierre Tiebosch   (EdP 798), geboren  oktober 1730 -maar in werkelijkheid gedoopt in Berlicum 7 oktober 1733-  en dus in 1811 77  jaar oud. Hij is op 14 september 1811 overleden, dus kort na de totstandkoming van het register.  Vermoedelijk was zijn lichamelijke en/of geestelijke toestand in de zomer van 1811 al dusdanig slecht, dat het geen zin meer had om hem in de lijst op te  voeren.  Indien in de EdP een combinatie van beroepen  wordt vermeld, is slechts één daarvan (het hoofdberoep?) in de lijst overgenomen. Van Guillaume Siepkens bijvoorbeeld wordt  in de EdP (nr 1268) genoteerd  dat hij ‘maire cabaretier tanneur etc  etc’ was, maar het RC vermeldt hem –uiteraard - alleen als ‘maire’ (RC 261).


Literatuur

Jan Buylinckx, ‘De bevolking van de Bommelerwaard in 1810’, in: Tussen de Voorn en Loevestein, jaargang 31(1995) nr 90(oktober), bladzijden 1-8.

Noord-Brabant in de Bataafs-Franse tijd, 1794-1814; een institutionele handleiding; eindred. J.G.M.  Sanders, ’s-Hertogenbosch enz. 2002

H.C.J. Rutten, Bevolkingsregister van de gemeente Driel, december 1810, Kerkdriel 1990. 2 bdn. (Bommelerwaardse bronnen ; 8)

J.L. van Zanden, De Registres Civiques 1811 (1812, 1813); 1e herz. uitg., ’s-Gravenhage 1983 (Broncommentaren ; IV), op 08 oktober 2015 geraadpleegd op http://resources.huygens.knaw.nl/broncommentaren


1 We zullen in deze toelichting de Franse voornamen aanhouden, hoewel betrokkenen in het dagelijks leven uiteraard gewoon luisterden naar een ‘Hollandse’ voornaam

Huis Hoff van Hollandt.jpg Titelblad Etat de Population.jpg Eerste bladzijde Registre Civique.jpg